Korenmolen De Twee Vrienden
1890-2024
Uitgegeven ter gelegenheid van het 120 jarig bestaan van de molen “De Twee Vrienden” te Nieuw-Borgvliet een speciale uitgave voor de jeugdige bezoeker.
Inhoudsopgave:

Geschiedenis en toekomst van molen De Twee vrienden te Nieuw-Borgvliet.
(Met o.a. citaten uit het jubileumboekje van 1990 en 2005)

Geschreven door Martin Venselaar, Bram Pleging en Ab de Laater.

TEN GELEIDE

Met genoegen voldoe ik aan het verzoek om bij de heruitgave van dit jubileumboekje een inleiding te schrijven. Na de 25 jaar die ik in de molenwereld verkeerd heb, is een terugblik in de eerste plaats er een van heimwee naar de sfeer in de molen die volledig anders is dan het leven van nu en daardoor heel relaxend werkt. Bovendien is de techniek in de molen zo doorzichtig dat je het gevoel krijgt van: "Dat had ik zelf ook bijna kunnen bedenken". Rijdend door Nederland is het gezicht op een molen in stad, dorp en landschap altijd schitterend. En een draaiende molen heeft honderd maal meer uitstraling. Goed onderhoud en het geregeld draaiend gebruik van de molen zijn de voorwaarden voor behoud van dit schitterend cultuurhistorisch monument. En daar is, zoals het er nu uitziet, voor veel komende jaren bij de Twee Vrienden aan voldaan.

Dhr. Bram Pleging (molenaar van De Twee Vrienden in de periode 1982-2003)

 

HONDERDTWINTIG JAAR VRIENDSCHAP.
Molens zijn vroeger het zichtbare merkteken geweest van de industriële bedrijvigheid van een stad of streek. Zij torenden hoog boven de bebouwing uit en lieten al van grote afstand zien hoe hard er in dat gebied gewerkt werd. Die indruk werd dan nog versterkt doordat de molen zelf met het draaien van zijn wieken zijn bezigheid verkondigde. Molens waren ook en in ons land zelfs in niet geringe mate, verbonden aan het landschap. Als het om industriële activiteiten gaat praten we tegenwoordig nogal eens over horizonvervuiling. Maar dan gaat het om onze moderne fabrieken met hun vaak afschuwelijke vormen, hun giftige dampen en hun dreigende wolken en het kan alleen maar goed zijn dat daartegen wordt geprotesteerd. Molens waren ook energiewinners, maar zij deden hun werk in zuiverheid en met gratie. Een stadsgezicht op een oud schilderijtje heeft altijd wel een molentje als een speels stukje decor. "Molens stonden aan het begin van de industriële revolutie", hebben wij ergens gelezen. Maar dat is zeker niet waar. Die omwenteling, waarbij voor het eerst het kapitalisme om de hoek komt kijken en die heel zorgvuldig beschreven is,deed zich voor tussen 1760 en 1830 in Engeland en later op het continent in de 19e eeuw. Het was vooral een gevolg van de concentratie van de industriële productie, de mechanisering van de textielnijverheid en de opkomst en de ontwikkeling van de stoommachine. Welnu, in Boxmeer staat een molen, die in 1465 gebouwd moet zijn en in St. Oedenrode zou al in 1290 een molen hebben gestaan en toen was er van georganiseerde industrie laat staan van een revolutie op dit gebied, natuurlijk nog geen sprake.

KRUlSTOCHTEN

Wij Nederlanders zijn, vooral tegenover buitenlanders, nogal eens geneigd om ons voor te doen als de uitvinders van de windmolens. Ook dat klopt niet. Het principe van de molen; gebruik maken van de kracht van de wind voor arbeid werd na de Kruistochten (1096- 1270) mee naar Europa gebracht. De kruisridders, die naar het oosten waren gegaan met het vrome voornemen om de Turken van de heilige plaatsen te verdrijven, troffen daar veel onbekende handelsartikelen aan, zoals katoenen en zijden stoffen en kruiden. Maar zij zagen er ook kleine huisjes, waar een staaf of een stok uit een muur stak die aan het eind van een soort vleugels of wieken was voorzien en die door de kracht van de wind tot draaien werd gebracht. Die rotatie was binnen blijkbaar behulpzaam bij het werk. In de Levant was het benutten van de wind een betrekkelijk eenvoudige zaak, omdat de wind daar gewoonlijk uit constante richtingen pleegt te waaien. Het principe van de windmolen is na de kruistochten over heel Europa verspreid. Vooral in de zuidelijke landen kun je heel andere molenvormen aantreffen dan die wij kennen. Waarschijnlijk door onze veel grotere verscheidenheid van behoefte zijn er bij ons meer vormen ontwikkeld en daarin lopen we misschien wel een beetje voorop. Grof uitgedrukt kennen we een twaalftal molenvormen, die dan weer verdeeld kunnen worden in industriemolens en watermolens. Vooral op het gebied van de poldermolens zijn in ons land buitengewoon fraaie vormen ontwikkeld, de markante achtkanters, maar er is dan ook geen land in de wereld waar zo hard tegen het water gevochten moest worden. We treffen ze dan ook vooral aan in het rivierengebied en in de diepe Hollandse polders. In West Brabant komen ze niet voor.

 

OP HET NIPPERTJE

Bergen op Zoom is door de eeuwen heen een bedrijvige stad geweest, belangrijk op het gebied van handel en industrie. Er moeten nogal wat molens hebben gestaan, maar daar is maar één exemplaar van overgebleven en dat is op het nippertje gered toen het op het punt stond in elkaar te storten. Het gaat om de molen van Borgvliet, die de naam draagt: "De Twee Vrienden". In een artikel in het Brabants Nieuwsblad van 28 mei 1966 wordt de toestand, waarin zich de molen op dat moment bevond, als volgt omschreven. "De enige molen die de gemeente Bergen op Zoom rijk is, staat op Nieuw Borgvliet. Het is de bergmolen "De Twee Gebroeders" van de heer J. C. van Dorst. De heuvel, waarop de molen staat, is fraai begroeid en de molen staat er op het eerste gezicht nog vrij goed bij. Een nadere beschouwing leert evenwel dat het houtwerk, vooral van de kap, de tand destijds slecht doorstaan heeft. Bovendien heeft de storm van enige weken geleden de zware wolfsbalk aan de kap, dienende om de kap te draaien, op twee plaatsen doen afknappen, zodat het staartwiel en de staartbalk tegen het stenen molenlichaam worden gedrukt. De heer van Dorst meent dat het meer dan tijd is, wil men de molen voor het nageslacht behouden, om thans in te grijpen. Restauratie is thans nog mogelijk, ofschoon wel kostbaar . Een dertig a veertig duizend gulden is hiermee gemoeid. Zijn oorspronkelijke bestemming -malen -zal hij wel nimmer terug krijgen.

Reeds in 1958 heeft de heer van Dorst de molen stilgelegd. Er is geen maalwerk meer en hij heeft zich vooral toegelegd op de foeragehandel. Toch zou hij het zeer betreuren wanneer hij gedwongen zou worden de molen te slopen. Voorlopig is dit nog niet in de pen. Immers de Borgvlietse molen staat op de voorlopige lijst van monumenten en de heer van Dorst heeft het advies gekregen de molen in de staat te laten waarin hij is. De molen is gebouwd in het jaar 1878 door de landbouwer en graanhandelaar Jean Baptist Janssen van Nieuw Borgvliet, die hem samen met zijn zoons exploiteerde. Hij is gebouwd van de restanten van de Heimolen, gelegen ten zuiden van Bergen op Zoom in de gemeente Woensdrecht. Later werd hij verkocht aan de heer Fons van Loon, die hem na 28 jaar malen overdroeg aan zijn broer Piet van Loon. Deze verkocht hem na 12 jaar aan de tegenwoordige eigenaar, de heer J. C. van Dorst. Of er nog een bestemming is voor de Borgvlietse molen is niet bekend. Het zou wel jammer zijn wanneer deze molen, gelegen aan de rand van de stad Bergen op Zoom, in handen van de sloper viel." Tot zover het artikel in het Brabants Nieuwsblad, waarover twee opmerkingen. De molen wordt abusievelijk "De Twee Gebroeders" genoemd en het bouwjaar was niet 1878 maar 1890.

GEEN MOLENILLUSIE .

In het standaardwerk "De Brabantse Molens", waarin ongeveer 130 molens uit onze provincie worden beschreven en dat in 1973 is uitgekomen, krijgt ook "De Twee Vrienden" de nodige aandacht. De schrijver van het hoofdstuk " Tussen Eendracht en Amer", waarin het verhaal is opgenomen, is niet minder pessimistisch dan de journalist van het Brabants Nieuwsblad zeven jaar eerder. Letterlijk staat er: " Veel molenillusies moet men zich evenmin maken als men bij Bergen op Zoom in Nieuw Borgvliet komt waar "De Twee Vrienden" hun verval vertonen. We zijn dan weer op de zandrug aan de Huybergse Baan. Dit dorp kende sinds 1650 zijn Heimolen, een banmolen voor Zuidgeest, Borgvliet en Woensdrecht, maar deze standerd molen heeft het slechts een kwart eeuw uitgehouden. Op 25 februari 1675 is hij verbrand en het volgend jaar zag de herbouw. Sinds 1890 verheft er zich de ronde stenen windmolen die als sluitsteen boven de molenpoort te lezen geeft:

Joh. Babt. Janszoon
Jac. Eist 25 juni 1890
J. Sebers 1810
           

Het laatste jaartal opent de weg voor gissingen; is Sebers mogelijk in 1810 eigenaar van een daar al staande molen geweest ? B. en W. van Bergen op Zoom verleenden op 28 mei 1890 ingevolge de Hinderwet aan J. B. Janszoon, broodbakker en herbergier, en J. Eist, winkelier en herbergier, zich molenaars en industriëlen noemende, vergunning tot het oprichten van een "houten windstanderdkorenmolen" op perceel kad. f 862. De aanvragers schreven het college dat de molen zou worden opgetrokken uit "van der amotie (afbraak red.) afkomende materialen van de Heimolen en wordt grotendeels in eikenhout gebouwd, rustende op vier. gemetselde teerlingen, de kast ter buitenzijde geheel bekleed met hout en de bekapping gedekt met asfaltpapier. De bewerking geschiedt met voor- en achtermolen werkende met dubbelstel molenstenen."

Vlak voor de bouw in Nieuw Borgvliet begon zijn de twee vrienden blijkbaar van gedachten veranderd en hebben zij hun keus bepaald op een stenen bergmolen. "Wel is aan het (verwaarloosde) interieur nog te zien dat vele zolderbalken eertijds onderdelen geweest zijn van een standerdmolen welke grijs geverfd moet zijn geweest. De hier voren genoemde Heimolen heeft intussen op een andere plaats dan "De Twee Vrienden" gestaan; die beide zijn intussen een zorgwekkend geval geworden, dat zich door opschietend geboomte op de molenberg en de sterk toegenomen bebouwing steeds meer aan de blikken der voorbijgangers onttrekt, " aldus het artikel in De Brabantse Molens.

DWANGMOLEN

De restauratie of bouw van "De Twee Vrienden" is een merkwaardig verhaal. Het begint met het verzoek om een molen te bouwen in Borgvliet met gebruikmaking van de restanten van de Heimolen, die aan de Huybergsebaan in de gemeente Woensdrecht had gestaan. Dit was een houten standerdkorenmolen, die in 1650 was gebouwd, in 1675 afgebrand en weer herbouwd en die in elk geval nog tot 1790 heeft gedraaid als dwangmolen voor het hele zuiderkwartier. Zo'n dwangmolen was meestal eigendom van de Markies of werkte voor of namens hem en verzekerde hem zo van een aandeel in de oogst, want de binnen het gebied wonende landbouwers waren verplicht van de molen gebruik te maken. Volgens de opvattingen van die tijd was de Heer, dus in dit geval de Markies, eigenaar van alles boven het oppervlak, dus ook van de wind en als je daarvan gebruik wilde maken moest je ervoor betalen. De pacht moest geheel of gedeeltelijk in natura worden voldaan, dus een zeker aantal zakken meel, maar in de archieven zijn ook nog pachtovereenkomsten te vinden, waarin gesproken wordt over een vet varken of een aantal vette kapoenen.                                

BATAAFSE REPUBLIEK

Deze vorm van werken verandert plotseling en radicaal bij de stichting van de Bataafse Republiek in 1795. Toen werd aan alle Heren elke macht en autoriteit ontnomen; dat was ook het einde van het Markizaat van Bergen op Zoom en toen waren er ook geen dwangmolens meer. Maar wie mocht denken dat daardoor het brood een beetje goedkoper was geworden vergist zich toch wel. In het " Reglement, voor de heffing der Stedelijke Belasting op het Gemaal te Bergen op Zoom", kunnen we in 37 artikelen lezen wat een molenaar te wachten staat als hij de voorschriften van de gemeente niet netjes opvolgt. Een van de artikelen luidt: "De Molenaars zullen gene Granen of Meel, naar of van hun molens mogen vervoeren, of door hunne Molenkardrijvers, knechts of andere in hunne dienst zijnde personen, laten vervoeren, zonder dat het voertuig of paard zal zijn voorzien van een grote en helder klinkende Bel, op een boete van honderd guldens, bij iedere overtreding, door de Molenaars of de vervoerders te verbeuren." En het slotartikel gaat er dan nog eens dunnetjes overheen: "Alle overtredingen van dit Reglement, zullen ook de confiscatie van het aangehaalde Graan of Meel ten gevolge hebben." Dat is dan nog eens wat anders dan een vet varken of een paar kapoenen. En dat ligt allemaal niet ver van elkaar, want het aangehaalde reglement is van 1830, met verwijzing naar een wet van 1819 en de Bataafse Republiek heeft van 1795 tot 1806 bestaan. Ook hier geldt dus weer het spreekwoord: andere heren, andere wetten. En de eerste indruk moet wel zijn dat de boeren er met het verdwijnen van de Markiezen niet beter op zijn geworden. 

OORKONDE

De Borgvlietse molen is dus in de huidige vorm in 1890 in bedrijf genomen en heeft daarna onopvallend, voor zover je dat van een molen kunt zeggen, zijn plicht gedaan. In 1914 werd de molen gekocht door Fons van loon, die hem in 1926 aan zijn broer Piet heeft overgedaan. Deze is tot 1956 molenaar geweest en blijkbaar opvallend bekwaam. Want op 2 maart 1956 kreeg hij van de Stichting "De Hollandse Molen" een oorkonde als blijk van waardering voor zijn goede vakmanschap als molenaar. In 1956 werd het complex verkocht aan Van Dorst uit Wouw, de man die zijn bezorgdheid uitte in het artikel van het Brabants Nieuwsblad. Deze Van Dorst had een transportbedrijf met één vrachtwagen en was vooral geïnteresseerd in de bergplaats en het parkeerterrein. De molen nam hij maar op de koop toe. Tot 1956 werd de molen keurig onderhouden door de firma Grotere uit Kloetinge, een man die met zijn drie zoons het vak van molenmaker uitoefende. In de jaren daarna werd door de gemeente verschillende malen geprobeerd om de molen van Van Dorst over te nemen, maar men kon niet tot overeenstemming komen. Een zoon van Van Dorst heeft eind 1977 het hele complex verkocht aan Lyta b.v., die vermoedelijk plannen voor bebouwing heeft gehad. Achter Lyta blijkt later projectontwikkelaar Luytgaarden schuil te gaan.                     EEN GULDEN

Op 15 januari 1979 had op initiatief van de heer De Koning van de vereniging "De Hollandse Molen" op het kantoor van de Dienst Gemeentewerken een belangrijke bijeenkomst plaats. Aanwezig waren: burgemeester L. van de Laar, wethouder Hartel, de heer Van Vianen, de heer Booy, de heer Visser, allen gemeenteambtenaren, de heer Luytgaarden, projectontwikkelaar en eigenaar van de molen, de heer De Koning van "De Hollandse Molen" en de heer Tiemessen, secretaris van de Stichting tot behoud en herstel van de molen "De Twee Vrienden". Het was een zeer verrassende vergadering, want bij het begin daarvan deelde de heer Van de Laar mee dat vóór de bijeenkomst de heer Luytgaarden van "Aarden Vastgoed b.v." had toegezegd dat de molen voor het symbolische bedrag van één gulden naar de gemeente zou overgaan. De overdracht zou zo spoedig mogelijk plaatsvinden, de gemeente zou de molen direct laten afsluiten en proberen de kap zo goed mogelijk waterdicht te maken. Dit is twee dagen later al gebeurd. Hiermee stond voor de stichting het sein op veilig en kon serieus aan het herstel van de molen gedacht gaan worden. Voor dit verslag konden we vooral putten uit het rapport, dat op 10 april 1979 door de Stichting tot behoud en herstel van de molen "De Twee Vrienden" te Nieuw Borgvliet aan haar leden werd uitgebracht.         

BESTUURSDAAD

Dat "De Twee Vrienden" voor Bergen op Zoom behouden is gebleven is ongetwijfeld vooral te danken aan het persoonlijk ingrijpen van de heer Van de Laar. Zijn gevoelens kunnen we heel goed begrijpen. De verwerving van de molen is een van de laatste bestuursdaden geweest van de burgemeester, die in december 1981 om gezondheidsredenen voortijdig met pensioen is gegaan. Hij heeft zijn stad niet willen overdragen zonder ten minste één speels molentje in het silhouet van de Borgvlietse zandrug. Intussen was ook het verslag binnengekomen van de heer Gunneweg van "Monumentenzorg". Het was een lijvig rapport, waaruit bleek dat al het houtwerk in verregaande staat van verwaarlozing verkeerde. Zowel de kap als het kruiwerk zouden in zijn geheel vernieuwd moeten worden en het staartwerk en de beplanking van de zolders waren in zijn geheel aan restauratie toe. Maar zo slecht als het houtwerk was, zo goed bleek de kwaliteit van de molenromp. De Belgische rode baksteen had de tijd prachtig weerstaan en dat gold ook voor het voegwerk. Toen het besluit voor de restauratie genomen was is men zeer snel aan het herstel begonnen. Het werk werd opgedragen aan het molenmakersbedrijf J. Bos uit Almkerk. Op 11 december 1979 werden de roeden gestreken, d.w.z. dat de grote molenarmen werden weggenomen, zodat de kap kon worden gelicht. Er werden in de romp maatregelen getroffen om verder verval te voorkomen en de kap werd in Almkerk praktisch vernieuwd. In de tweede helft van 1980 werd deze weer op zijn plaats gezet. 

DE VANG GELICHT

Op 28 november 1981 had de eerste oplevering plaats, waarbij de heer Van de Laar als laatste bestuursdaad in Bergen op Zoom de vang heeft gelicht om "voor de prins te draaien". Dit is een traditionele vreugde-uiting in de molenaarswereld, die nog afkomstig is uit de Tachtigjarige Oorlog. Tijdens het beleg van Leiden lieten de bewoners van die stad de korenmolens met ontkoppeld maalwerk draaien om de beleggers, die de stad wilden uithongeren, in de waan te brengen dat er voldoende eten was. Op 4 mei 1982 is bij de tweede oplevering de molen "De Twee Vrienden" weer maalvaardig ter beschikking van de Borgvlietse bevolking gekomen. Wat de voedselvoorziening betreft stelt dat natuurlijk niet zo veel voor. In 1987 werd in de molen 815 kg. gemengd paardenvoer gemalen en in 1988 225 kg. maïs. Maar in het jubeljaar komt er zeker weer broodgraan tussen de stenen en zullen we bij de warme bakkers weer molenbrood aangeboden krijgen. En mochten de Spanjaarden terug komen dan kunnen we weer mooi misleidend voor de Prins laten malen.

DE MOLENAAR.

Een molen restaureren is een hele opgave. Maar een gerestaureerde molen bemannen is meestal ook niet zo eenvoudig. Molenaars zijn blijkbaar even zeldzaam geworden als hun naamgenoten, waar we vroeger als kind een draadje om mochten binden om er mee te spelen, maar die allemaal door de zure regen zijn weggejaagd.

Gesloten beroep

Van oudsher werd het beroep van molenaar overgedragen van vader op zoon. Het is altijd een gesloten beroep geweest en gebleven. Molenaarskinderen trouwden onder elkaar en een geslacht kon vaak zeer lang op een molen zitten. Dit kwam waarschijnlijk ook doordat het beroep veel te maken had met de landbouw en met het dagelijks brood. Die overwegingen tellen nu uiteraard niet meer mee. Broodgraan wordt nauwelijks nog op windmolens gemalen. Dat komt tegenwoordig van gigantische meelfabrieken, waar het graan op geraffineerde wijze tussen stalen walsen en na 37 maal zeven in de vlokkige staat wordt gebracht waarin de broodbakkers het aangeboden krijgen. Loslopende of werkloze windmolenaars zijn er dus niet of in elk geval te weinig. En als er dan door b.v. een restauratie een molenaar nodig is dan zal hij gezocht of gemaakt moeten worden. Als men dat nalaat kan men net zo goed de hele restauratie opgeven, want een graanmolen zonder deskundig toezicht zal in de kortste keren opnieuw in een puinhoop veranderen.

ZOMERAVOND “IDYLLE”  

Op een warme zomeravond met lampjes aan op de molenberg. Gevlucht draait langzaam: waarom zouden we zeilen voorleggen als het zonder ook gaat. ’t Staat ook mooi: in het donker verlichte wieken langzaam draaiend. Normaal spreekt de molenaar van het aantal enden dat in één minuut langskomt. 30, 40, 60, tot hooguit 80. Op die zomeravond –wind is er eigenlijk allang niet meer- hoogstens 10 enden per minuut. En dat vinden we dan “Leuk”. Samen met Leo zaten we er àvonden.
De wieken waren perfect uitgebalanceerd: geen zwaartepunt te bekennen. Met het minste vlaagje ging het rond. Nou, dat is dan “Deftig” of nog erger “Statig”, als ze niet stil staan. Zo zijn er nog meer aanduidingen die de snelheid –volgens ons- precies aangaven. “Vlot”, “Vrolijk”, “Aardig”, allemaal woorden van een stel luie molenaars in het donker op de molenberg… 

Samenvatting van Jaarverslagen 1982-2024

 

Draaien met de molen: Sinds 1982 draaide vrijwillig molenaar A. pleging tijdens zaterdagmiddagen,  molendagen en Nieuw-Borgvlietse zomerfeesten. De bouwplannen op de plaats van de voormalige school ten Zuidwesten van de windmolen bedreigen de functie van windmolen. Deze plannen schokken de molenaars L. van Pul en A. Pleging. De bebouwing betekent een verslechtering van zicht op de lucht, hetgeen het draaien met de molen onveiliger maakt. Pleging draaide op regelmatige tijden met zijn molen.

Malen met de molen: In het jaarverslag van 1983 maakt A. Pleging melding van levering van 2250 kg tarwe aan bakker Dey. Bakker Dey bakt molenbrood. Veevoer malen voor J. Wagenaar te Waarde stopt in dit jaar. Theo Franken van molen De Heimolen te Bosschenhoofd is vervolgens leverancier van een melange import graan afkomstig uit Frankrijk, Duitsland en Amerika. Maar bakker Dey haakt af. In 1985 wordt er boekweitgrutjes, gerst, mais, rogge en tarwe gemalen. Er wordt weer tarwe gemalen, ditmaal voor bakker van Oeffelen. In 1990 wisselt Pleging samen met Bas Verbiest en Hans Oele de tarwe stenen voor een koppel verkleinde Duitse blauwe lava basaltstenen(16der). Deze stenen zijn afkomstig uit de Kladse molen. Bakker van Oeffelen neemt 2240 kg tarwemeel af. Bakker van Oeffelen haakt af in 1994. Bakker Emiel van Ravels dient zich in 1995 aan en bakt Bergs molenbrood tot heden toe.

Excursies en bezoekers: Molenaar Pleging noteert een bezoekersaantal in het jaar 1983 van 1054 personen. Hij schrijft over: "Het grootste gevaar zijn de bezoekers die het wel weten". De molenaar klaagt over windstilte tijdens excursies. Het bezoekersaantal blijft stijgen. De BRTO maakt een filmpje van de molen. De jota (Scouting Nederland) heeft onderdak en zendt berichten over de gehele wereld. Om de bezoekers te beschermen gebruikt men afzetkettingen, wordt het berghekje gesloten en wordt het gevlucht bij dreigend gevaar gevangen (gestopt).
                

Onderhoud: Onderhoud is belangrijk voor de korenmolen. Zo repareert Pleging de kruilier, poogt teerluiken waterdicht te maken, stopt bordkrijt tussen vangblokken en bovenwiel tegen doordraaien, verhelpt een wanwichtig gevlucht. “De tarwesteen en het spoorwiel verkeren in slechte staat”, schrijft Pleging in 1983. In 1984 is de taatspot in de drager van de koning gerepareerd. De klauw van de steenspil wordt in vorm gelast. Plaatsing op molenterrein van bordje "Verboden Toegang" om ongenode bezoekers van de molen te weren is een feit. Het halslager wordt regelmatig gesmeerd met varkensreuzel en in de winter met paardenvet. De inrijpoort lekt geen water meer. Schilderwerk vindt plaats aan gevlucht en keuvelens. In het jaar 1986 teert molenmaker M. Bos de schoren, spruiten en staartbalk. Kluften aan het gevlucht worden vervangen. Een nieuwe kleine windwijzer wordt op de molen gemonteerd. In het jaar 1988 worden zowel rondsel als tandrad van de kruibok vernieuwd. Smid van Geel verricht het precieze werk. In 1989 worden kruibok gemonteerd. Het gehele gevlucht wordt geschilderd. Een orkaan op 25 januari 1990 laat de molen onbeschadigd achter. Sinds de restauratie in 1982 worden grenen kluften, hekscheien, kapschrootjes vervangen. In 1992 krijgt molenmaker Poland opdracht het gevlucht, de kapbedekking, spoorwiel en bergdeuren te vernieuwen. 1993 was wederom een goed molenjaar. De roeden worden opgehekt met Amerikaans genen hekkens, eiken kluften en een voorzoom van red ceder. Er komen nieuwe bergdeuren van merbau en een spoorwiel van uitgewerkt eikenhout, iepen velg en acacia kammen. De kapbedekking wordt tevens vernieuwd. Vochtige muren en balken zijn een blijvende zorg.  Poland teert de spruiten, schoren en staartbalk. Door de aanhoudende droogte vervangen de molenaars 65 aswielkamkeggen in het aswiel. De kozijnen van de teerluiken worden voorzien van dakleer en lekken geen water meer. Vangbalk wordt afgesteld, kammen in nieuw spoorwiel uitgenomen en geschuurd. In het jaar 1995 krijgt de molen bezoek van familie boktor, bonte knaagkever en houtworm. Firma Renofors bespuit de molen. De roeden worden doorgehaald en nieuwe acacia roedkeggen gemonteerd. Ook wordt in 2003 het molenhuisje en de sprinklerinstallatie in de molen in gebruik genomen. Boven de invaart wordt in 2003 een hekwerk gemaakt en het pad op de molenberg krijgt een afsluitbaar hek. Ook wordt in  mei 2003 het molenhuisje en de sprinklerinstallatie in de molen in gebruik genomen. Nel van Pul opent het molenhuisje officieel.

Lampjes in het gevlucht: Naar aanleiding van het feit dat Bergen op Zoom in 1987 viert dat het 700 jaar Markiezenstad is, branden de lampjes drie maanden in het gevlucht van molen de Twee Vrienden. Voor het honderdjarig bestaan van de molen de Twee Vrienden draaiden 136 lampjes in het gevlucht. In 1990 branden de lampjes ter ere van het honderd jarig bestaan van de molen en in 1995 draait het gevlucht met lampjes omdat Leo van Pul heeft felbegeerde diploma voor vrijwillige molenaars heeft behaald. Als millenniumgroet heeft het gevlucht lampjes en vlaggen op de achter-en voorzoom. Ook in 2004 draaien we met lampjes in het gevlucht. De trafo is verbonden met het stroomwiel tussen assenkop en steenbord. Deze voorziet de lampjes wederom van elektriciteit.

Benaming molenonderdelen: Het is de specialiteit van molenaar Pleging om molenonderdelen te benoemen. Zo eiste hij van zijn leerlingen dat ze op de molen de juiste benamingen hanteerden. Ook had hij voor bepaalde voorwerpen en handelingen een eigen benaming. Hierna volgen er enkele: Het leesplankje (procedure die de molenaar volgt om de molen te laten draaien), godsklerezwarekloteding (de zware trafo), koekeloerlampje (zaklantaarn), “’t is je moeder niet” en “dagen met een hoofdletters”(tarwemeel malen). Ook hadden Pleging en van Pul speciale benamingen voor de snelheid waarmee het verlichte gevlucht tijdens zomeravonden draaide. Zo onderscheidden ze: statig, deftig, leuk en vlot. Leo van Pul noemde de molen tijdens het sluiten van de klinket “oude reus”.  

Opleiding van leerlingen: Molenaar A. Pleging heeft verschillende leerlingen voorbereid op het examen Vrijwillig Molenaar van Het Gilde van Vrijwillig Molenaars. Zo vertrekt in het jaar 1985  Bartje Vos als molenaar naar haar eigen molen. Hans Oele wordt leerling molenaar, hij is geslaagd voor het diploma vrijwillig molenaar en beheert vervolgens De Oude Molen te Kruiningen. Bas Verbiest wordt in 1989 molenaar in Krabbendijke. Leo van Pul slaagt in 1994 met succes voor zijn examen Vrijwillig molenaar. Hij blijft na zijn examen verbonden aan molen de Twee Vrienden. Beloning in de vorm van lampjes in het gevlucht hoort erbij. In 1998 slagen 4 kandidaten voor het examen op de Twee Vrienden. En tenslotte behaalt Ab de Laater in september 2003 zijn diploma Vrijwillig Molenaar.
           

molenaar A. Pleging heeft het stokje doorgegeven

Op 6-augustus 2000 stopt vrijwillig molenaar A. Pleging met zijn werkzaamheden op de Twee Vrienden. Leo van Pul volgt hem op. Op vrijdag 1 december 2000 neemt A. Pleging afscheid in het restaurant van het stadskantoor. Na het overlijden van L. van Pul in 2001 komt molenaar A. pleging terug. In september 2003 geeft Pleging het stokje door aan Ab de Laater.  Sinds 2003 draaien Ab de Laater en Jaap Schot met molen De Twee Vrienden en als de wind het toelaat wordt er molenmeel geproduceerd. Op de molen ontvangen we regelmatig collega molenaars en molenaars in opleiding. Bezoekers zijn op zaterdagmiddag na 13.00 u. welkom en groepen zoals schoolklassen en scoutinggroepen leiden we in groepjes van 15 personen door de korenmolen. Jaarlijks nemen we deel aan de West-Brabantse molendag, de Nationale molendag en de Borgvlietse zomerfeesten.  We hebben ervoor gekozen om de molenmeelklanten ter plekke te bedienen en het meel uit een grote molenzak te scheppen om vervolgens te verpakken in meelzakjes. We nemen dan de tijd om broodrecepten met de klanten te wisselen en eventueel baktips te geven.   
Het molenonderhoud wordt uitgevoerd door de firma Jan Poland & zonen. Jaarlijks maakt de monumentenwachter een onderhoudsrapport waarin de staat van de molenonderdelen nauwkeurig wordt beschreven. Aan de hand van de opmerkingen en aanbevelingen in het rapport geeft de gemeente Bergen op Zoom opdracht molenonderdelen aan te pakken. Zo zal de molen in augustus/ september 2024 een nieuw gevlucht(wieken) krijgen, wat betekent dat er twee nieuwe roeden worden gestoken en de roeden opnieuw worden opgehekt in de Oud-Hollandse stijl.